Zeenaaktslakken-expeditie

Slakken in de tuin vind ik maar niks. Maar onder water ben ik er gek op. Vooral zeenaaktslakken zoals je ze in de Oosterschelde kunt vinden.  Nederland heeft meer dan 40 soorten zeenaaktslakken, waarvan ongeveer een derde ook te vinden is bij de Zeelandbrug. Je hebt “makkelijke” zeenaaktslakken zoals het witgele harlekijnslakje en het blauwtipje. Die vallen door hun gladde, overwegend witte lijfjes op alsof ze een neonreclame zijn. Andere slakken zijn meesters in vermomming en dus moeilijker te vinden. Mijn favoriet is de bruine plooislak (foto links met dank aan Olaf). Prachtig oranje tot bruinrood gekleurd met zo’n schattig boomkruintje op zijn kontje.

Als dus in tijdschrift Duiken een aankondiging staat voor een zeenaaktslakken-themadag op zondag 9 september, melden Ad en ik ons direct aan. Het begint ’s ochtends in een klein lokaaltje boven de duikwinkel in Renesse. Peter van Bragt – duikend bioloog en onderwaterfotograaf – houdt een bevlogen lezing over alle aspecten van de zeenaaktslak zoals uiterlijk, gedrag, voortplanting, voedsel en vindplaatsen.

Zo leer ik dat zo’n boomkruintje op een slakkenkont een “kieuwkrans” heet. En midden op die kieuwkrans zit z’n poeperd. Niet alle zeenaaktslakken hebben overigens zo’n kieuwkrans op het achterlijf. Dat hebben alleen de naaktkieuwige zeenaaktslakken die zeg maar ongegeneerd hun kieuwen tonen. Er zijn ook kieuwloze zeenaaktslakken zoals de groene wierslak. Die heeft in plaats van zo’n kieuwkrans een stel van die zijflappen. Daarmee kan de slak ook zuurstof uit het water halen.

De voortplanting gebeurt altijd in hetzelfde standje: 69. De geslachtsorganen zitten aan de rechterkant dus slakjes gaan naast elkaar zitten – kop aan kont. En dan vinden ze elkaar ergens in het midden met allebei een slurfje dat eitjes én sperma tegelijk uitwisselt. Beide diertjes vervolgen dan zwanger hun weg.

Na de lezing vertrekken we naar de Zeelandbrug. Het is een geweldig zonnige dag, het is doodtij (dus een lekker lang duikvenster) en gisteren nog is een zeepaardje gesignaleerd bij de eerste brugpijler. Hebben we wel parkeerplek? Gelukkig is er nog genoeg plek voor onze groep. We lunchen in het zonnetje met uitzicht op de Oosterschelde. Bij de eerste pijler zien we veel luchtbellen. Het is druk daar beneden.

We krijgen een briefing en Peter wijst aan waar je de meeste kans hebt op bepaalde soorten slakken. De belangrijkste tip is geen meters te maken maar gewoon steen voor steen goed te kijken wat er allemaal te vinden is. Dan is het omkleden en duiken maar.

Het zicht onderwater is geweldig. Maar met je snoet zo dicht op de stenen heb je daar weinig aandacht voor. We vinden de gebruikelijke groene wierslakjes, harlekijnslakjes en blauwtipjes. En natuurlijk mijn favoriet, de bruine plooislak. Ik ben helemaal blij als ik ook voor het eerst een wrattig tipje zie.

En na de voorlichting van vanmiddag zie ik ook diverse slakjes die “het” aan het doen zijn. Wat is hier het handsignaal voor zodat ik mijn buddy hierop kan wijzen? Ik improviseer met een OK-teken en mijn backuplamp. Bedenk zelf maar hoe dat eruit zag. Ad snapt het alvast direct. Ik ben zo gefocust op het kleine spul dat ik de sepia op de steen helemaal over het hoofd zie. Ad let gelukkig wel op.

Terug op de kant zetten Peter en consorten microscopen neer. Ze hebben blauwtipjes, harlekijnslakjes en bruine plooislakken meegenomen (hebben daar vergunning voor). In schaaltjes bekijken we ze van heel dichtbij. De bruine plooislak die ik bekijk poept ter plekke uit zijn kieuwkrans. Ah, dat klopt dus ook al! Maar nu zie je ook gewoon de mooie details van de rhinoforen  (stekels op zijn kop) en de kieuwkrans. Wat zijn het toch geweldig mooie beesten! Op weg naar huis zijn we het er over eens dat de dag en de duik heel leerzaam waren. En dat we eens op zoek moeten gaan naar een goede onderwaterloep. Want wij willen meer zien van die slakken!